Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene nabestaandenwet

 

Artikel 15
1
Geen recht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande:
a
wiens echtgenoot is overleden binnen een jaar, nadat hij met die echtgenoot is gehuwd en de gezondheidstoestand ten tijde van de huwelijkssluiting zulks redelijkerwijs moest doen verwachten; of
b
indien de echtgenoot binnen een jaar na aanvang van zijn verzekering is overleden en de gezondheidstoestand ten tijde van de aanvang van de verzekering zulks redelijkerwijs moest doen verwachten; of
c
indien de echtgenoot door de nabestaande of met zijn medeplichtigheid opzettelijk van het leven is beroofd.
d
die een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een gezamenlijke huishouding ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende;
e
die al recht op een nabestaandenuitkering op grond van deze wet heeft en die nadien wederom nabestaande is geworden als gevolg van het overlijden van de hulpbehoevende met wie hij een gezamenlijke huishouding voerde ten behoeve van de verzorging van die hulpbehoevende.
2
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van de gevallen waarin de overledene op grond van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 13, tweede lid, of bij of krachtens een overeenkomst of een regeling inzake sociale zekerheid, die tussen Nederland en een of meer mogendheden van kracht is, ingevolge deze wet nimmer of nog geen jaar verzekerd is geweest, regels worden gesteld, die afwijken van het eerste lid.
3
Geen recht op nabestaandenuitkering ontstaat, indien de echtgenoot overlijdt in of na de maand waarin de nabestaande de leeftijd van 65 jaar bereikt.
4
De onderdelen a en b van het eerste lid zijn niet van toepassing indien de nabestaande, zo hij niet opnieuw zou zijn gehuwd, recht op nabestaandenuitkering zou hebben gehad.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •